REYNOLDS

Voor zijn vakantie naar Italië had mijn vader onze caravan volgepakt met sigaretten. In de bovenkastjes, in de dekenkisten en in een paar boodschappentassen zaten sloffen met Reynolds sigaretten in witte plastic tasjes. Niemand wist hiervan.

Bij de Zwitserse grens aangekomen, biechtte hij het ons op. Er werd intensief gecontroleerd bij de douane en mijn vader had duidelijk veel te veel sigaretten meegenomen. Hij zwoer bij zijn eigen merk Reynolds en was bang tekort te hebben gedurende de vijf weken in Italië. Aangezien er maar een beperkt aantal sigaretten per persoon mee mochten kwam mijn vader met een oplossing.
‘Jullie roken ook Reynolds,’ zei hij tegen mijn niet rokende broer en moeder. ‘En jij rookt ook mijn merk in plaats van shag,’ zei hij tegen mij, die een pakje Drum mee genomen had.

Zoals gepland reden we door de douane, acteurs in onze nieuwe rol als Reynolds rokenden. Op het dak van de auto hadden we een Laser, een kleine zeilboot.
‘We gaan naar Sempach,’ zei mijn vader, tegen de douanebeambte. ‘Zeilen op het meer.’ Hij vertelde er niet bij dat we maar één nacht in Zwitserland zouden blijven om daarna door te rijden naar Italië. Toeristen die aan het meer van Sempach in Zwitserland verbleven, werden niet gecontroleerd en we reden ongehinderd verder. Gelukkig voor ons konden we het ingestudeerde riedeltje achterwegen laten.
Op latere leeftijd lukte het mijn vader om te stoppen met roken. Hij had het vaak erg benauwd. Ik zie me nog rennen om zijn inhalator te bemachtigen, in de hoop dat hij er niet in zou blijven.
Uiteindelijk is hij er toch aan overleden. Zijn hart stopte ermee. Het moest te hard werken als hij weer een aanval van benauwdheid kreeg. De erfenis die mijn vader achtergelaten heeft, zijn herinneringen aan een naar adem snakkende man, die mij hebben overtuigd om het roken toch maar te laten. Ik was een fanatieke rookster. Een pakje per dag vond ik niet te veel. Vier jaar na zijn dood ben ik gestopt.
Dank je wel.

LAAGGELETTERDHEID, EEN ONDERSCHAT PROBLEEM

De totale groep laaggeletterden in Nederland bedraagt ongeveer 2,5 miljoen. Het gaat hier om mensen die slecht zijn in de beheersing van de taal- en rekenvaardigheid. Mensen die het niveau van het einde van de basisschool niet hebben. Hoe handhaven zij zich?

Als vrijwilligster geef ik taalles aan anderstaligen. Niet alleen aan vluchtelingen, maar ook aan bijvoorbeeld vrouwen die getrouwd zijn met een Nederlandse man en hier tijdelijk of voorgoed in Nederland wonen. De lessen zijn bestemd voor vrouwen die Nederlands als tweede taal hebben, ook wel NT2 genoemd.
Altijd is er wel een vrouw bij, die in het land waar zij vandaan komt, geen goed onderwijs heeft genoten en daarom laaggeletterd is. Om tal van redenen is het voor deze vrouw niet mogelijk geweest zich te bekwamen in haar moedertaal. Het zich eigen maken van de Nederlandse taal is voor deze specifieke groep erg lastig. Simpele woordjes als ‘tas’ worden wel twintig keer overgeschreven om zo het schrijven te leren. Steeds een nieuw woordje erbij. Alles is nieuw. Zelfs het steeds op een nieuwe regel beginnen met bijvoorbeeld een volgende opgave, moet geleerd worden. Vaak wordt er door elkaar, ongestructureerd geschreven. Ook het huiswerk wordt vaak niet gemaakt. Dit zijn ze van origine niet gewend te doen. Uiteindelijk hebben ze niet of nauwelijks scholing gehad.

Brieven moeten altijd door een bevriende buurvrouw of tolk worden gelezen. In de les fungeert een andere cursist uit hetzelfde land, meestal als tolk en thuis kunnen de kinderen helpen, die het Nederlands wel beheersen aangezien ze naar school gaan in Nederland.
Voor de laaggeletterde niet Nederlandse vrouw is de handicap twee keer zo groot. Wat te denken van handleidingen van medicijnen of brieven van de gemeente, teksten op producten in de supermarkt. En dan maar hopen dat je gewenst bent in je buurt. Niet iedereen heeft tolerante buren die bereid zijn je te helpen. Zelfs iets simpels als een ritje met de bus of een bezoek aan een arts is al een hele opgave.
Niet alleen zijn ze de tweede taal Nederlands niet machtig, ook hebben ze überhaupt nog bijna niet kunnen lezen of schrijven. En dan hebben we het alleen nog maar over de overdracht van kennis. Een vraag die vaak vergeten wordt is: hoe voelen ze zich in zo’n draaimolen van niet te begrijpen signalen?
Een cursist uit Iran vertelde hoe belangrijk het voor haar was dat ze wegwijs werd gemaakt in de Nederlandse samenleving. ‘Wij komen in een vreemd land en weten helemaal niets’, zei ze.

De gehele integratie is extra moeilijk voor deze specifieke groep mensen. Ze begrijpen taal nog teken. Het cultuurverschil is een onoverkomelijke horde die ze moeten nemen.
Als de enkeling die wel het huiswerk maakt, na veel moeite uiteindelijk woorden begint te begrijpen, als deze woorden beginnen te leven en achter elkaar tot begrijpelijke zinnen worden gemaakt, dan haalt ze opgelucht adem. Iets wat ze voor een onmogelijke opgave gehouden had, wordt werkelijkheid. Weliswaar moeizaam en traag, maar uiteindelijk weet ze de weg te vinden in de wirwar van letters die de Nederlandse taal behelst.
En dan het rekenen nog…

NET FESTIVALGANGERS, MAAR DAN ZONDER FEESTJE

Door de veel te krappe werkroosters, hebben buschauffeurs geen plaspauze meer. De werkgevers vonden hiervoor een oplossing: minder drinken. Of het gezond is, daar hebben ze het maar niet over. De lijst met klachten die je kunt krijgen door te weinig drinken, is eindeloos. De conclusie is: het is funest voor je lichaam. Enkele klachten zou je als beroepsmatig chauffeur per se niet willen hebben. Wat denk je van: duizeligheid, sufheid, hoofdpijn en concentratieproblemen? Natuurlijk zijn de chauffeurs het er niet mee eens en kan actie niet uitblijven. Eerdere toezeggingen door de werkgevers om de werkdruk te verlagen, worden niet geloofd door de buschauffeurs.

Laatst stond ik zoals gewoonlijk op de bus te wachten en zag op het elektronische infobord een aankondiging van staking voor de zaterdag erop. Zaterdag wilde ik naar Amsterdam gaan. Je zult het net zien. Ik ga eens een keertje naar Amsterdam om een goede vriendin te bezoeken en ze gaan staken! Ik was al voor de tweede keer slachtoffer van de stakingen.

Ik was gewend om met de bus naar het station te gaan, maar eigenlijk kon ik best met de fiets. Die zaterdag ging ik dan ook ’s ochtends vroeg met de fiets richting station. Het was mooi weer en ik moest niet zeuren. Zitten was het nieuwe roken en bewegen was dus goed. Eigenlijk moest ik blij zijn met deze actie van de chauffeurs. Terwijl ik zat te dagdromen, passeerde ik het busstation waar alle bussen na dienst geparkeerd staan. Er was voor de gelegenheid een rode tent opgezet waar een groepje stakende chauffeurs  stond. Ook al voelde ik me slachtoffer van de staking, ik kon de sympathie die ik voor ze had, niet onderdrukken.


Geen plaspauze? Hoe doen ze het dan? In een van de interviews met een chauffeur vertelde hij: ‘Soms plas ik zelfs noodgedwongen in een plastic bekertje.’ Het moest niet gekker worden. Ik dacht aan een tijd geleden, ik was heel wat jaartjes jonger, toen iemand eens tegen me zei tijdens een popfestival: ‘Als je moet plassen, plas dan maar in een plastic bekertje.’ Ik als vrouw? Des te erger voor de vrouwelijke buschauffeurs dacht ik, op de fiets op weg naar het station.

Het zijn net festivalgangers die buschauffeurs, maar dan zonder feestje.

PHPD

Ik behoorde bij het leger van 50-plussers, die in koor elkaar vertelden hoe krakkemikkig ze wel niet waren en kon maar tot één slotsom komen. Ik had er een nieuwe diagnose bij: PHPD. Onder de insiders ook wel bekend als, pijntje hier, pijntje daar.
Als schrijver ben ik gewend om voorzichtig met mijn handen om te gaan. Een blessure is zo gemaakt. Door teveel schrijven achter elkaar, in een verkeerde houding achter de computer zitten of een pen die akelig in de hand ligt.
Op mijn voeten lette ik nooit. Alles ging altijd goed en al die rampverhalen overkwamen altijd anderen en niet mij.
Een maandje geleden liep ik dan ook nietsvermoedend met twee zware boodschappentassen naar de hal waar mijn brievenbus zit. Ik moest allerlei dingen tegelijkertijd doen. Met één hand de sleutel in het slot steken, terwijl ik met dezelfde hand de boodschappentas vasthield. Met m’n knie de piepende deur verder opendoen. Het ging zwaar. Er zit namelijk een veer in, zodat hij vanzelf weer dichtklapt. Met mijn rechtervoet stapte ik op de drempel en ja hoor. Mijn voet jojode alle kanten op. Ik had mijn enkel verrekt.
Ik dacht, niets aan de hand. Zoveel pijn deed het niet.


Op yoga, een paar dagen later, moesten we net die keer acrobatische houdingen op onze voeten uitvoeren. ‘Loop op de binnenkant van de voeten, op de tenen, op de hielen en nu op de buitenkant,’ zei onze yogadocente. Au, dat deed pijn. Toch maar even naar de fysiotherapeute.
Gelukkig kon de fysio niets vinden. Ze tapete het in en na een paar sessies en een stapel met oefeningen, stond ik weer op straat.
‘Je zult het nog wel zo nu en dan voelen,’ zei ze.
Eindelijk kon ik meepraten. Pijn in je knie, of in je arm, in je rug, nek of waar dan ook. Bij mij was het mijn voet.